Zijn dagen zijn goed gevuld. Thomas te Grotenhuis werkt voor het Kennis Transfer Centrum (KTC) Zegveld, een coöperatie van boeren en andere belanghebbenden in het veenweidegebied. En hij is met zijn schoonouders vennoot in de melkveehouderij aan de Beijerscheweg in Stolwijk. “Op onze biologische boerderij houden we 90 melkkoeien”, zegt Thomas. “Daarnaast zijn we een zorgboerderij. Twee dagen per week kunnen de volwassen cliënten bij hen passende activiteiten uitvoeren, bijvoorbeeld dieren verzorgen, een creatieve activiteit doen of gewoon tot rust komen. Zelf ben ik niet actief binnen de zorgboerderij; die is bij mijn schoonmoeder en haar collega in goede handen. Mijn schoonvader Jan de Pater en ik zijn bezig met andere onderdelen van het bedrijf, daarbij vinden wij de duurzaamheidsaspecten erg belangrijk.”

Thomas te Grotenhuis werkt voor het Kennis Transfer Centrum en is vennoot in de melkveehouderij aan de Beijerscheweg in Stolwijk.

Veenbodem

“KTC Zegveld onderzoekt onder meer hoe je met het veranderende klimaat zo goed mogelijk kunt boeren op het veen”, licht Thomas toe. “Door een lagere en fluctuerende waterstand komt veen droog te staan en verbrandt, waarbij CO2 vrijkomt. Door de waterstand te verhogen, kan je veenverbranding tegengaan, maar voor de weidegang van de koeien wil je juist niet dat het land drassig is. Het is dus zaak om het ideale waterpeil te vinden en de spiegel zo recht mogelijk te houden. Daar loopt nog onderzoek naar.”

Het boeren op de veenbodem van de Krimpenerwaard geeft al de nodige uitdagingen, biologisch boeren stelt nog eens extra eisen. Geen kunstmest of chemische bestrijdingsmiddelen, geen hormonen en preventieve antibiotica. Ook het veevoer moet voldoen aan strikte eisen en het melkvee moet voldoende ruimte hebben, zowel in de stal als in de wei.

Energieneutraal

De dieren en het grasland krijgen alleen natuurlijke voedingsstoffen. Thomas: “We hebben een mooie, gesloten kringloop, want het stro komt van ons eigen land. Wij doen aan slootkantbeheer, dat betekent dat we tot twee meter van de kant alles laten staan en laten groeien. Ideaal voor insecten en weidevogels. We maaien daar pas in augustus, na het broedseizoen. Op die manier krijg je meer kruiden en is er weinig uitstoot van stikstof. Het maaisel gebruiken we voor de koeien, en de mest gaat weer naar het land. Er gaat niets verloren.”

Een biologische boer moet weinig of zelfs geen fossiele brandstof gebruiken. “In afwachting van elektrisch of op waterstof, gebruiken we nog trekkers die op fossiele brandstof rijden. Om de CO2-uitstoot te compenseren, liggen twee daken van stallen vol met zonnepanelen, 886 stuks in totaal. Dat levert veel energie op; het overschot aan stroom leveren we aan het elektriciteitsnet. Dat gaat via het transformatorhuisje op ons terrein zo naar de nieuwe kabel die Stedin heeft aangelegd.”